Harry Koene

Mijn foto
Netherlands
Fietsfreak, mooi-weer fietser. Liefst bergop, maar op vlakke beter. Zelfbenoemd EPO-kenner

vrijdag 27 mei 2011

Het is de schuld van Mart Smeets

Op het weblog "Het is Koers!" stond gisteren een bijdrage van André Schaminée over de rol van de journalistiek bij het verval van het wielrennen. Hij pleitte voor een meer kritische, maar vooral ook onderzoekende houding van onder andere de pers. Ik denk dat hij gelijk heeft.

In de politiek spelen pers en politici een vreemd spel. Ze zijn afhankelijk van elkaar en kunnen dus geen vijanden zijn, maar de politici weten dat journalisten geen kans onbenut zullen laten om een 'scoop' naar buiten te brengen die verlegenheid veroorzaakt. Dat leidt soms tot onsmakelijke taferelen, maar in ieder geval ontstaat de indruk dat er controle plaats vindt.

In het wielrennen is het anders. Hier wordt door de pers voor wat betreft de (doping)controle vertrouwd op officiële instanties zoals UCI en WADA, maar ook politie. De meeste journalisten lijken meer op fans die toevallig de beschikking hebben over perskaart en camera. Dat lijkt begrijpelijk, want ze zijn afhankelijk van de sporters voor hun interviews. Sporters hoeven niet zo nodig. Het gaat ze niet om stemmen of publieke opinie zoals in de politiek. De sporter hoeft alleen maar zijn eigen eergevoel en de sponsor tevreden te stellen. Bij kritiek of verdachtmakingen van sporters is de reactie van de journalistiek vrijwel altijd hetzelfde: "onschuldig totdat tegendeel juridisch is aangetoond". Dat is natuurlijk ook zo, maar heeft de journalist niet een meer actieve en onderzoekende taak? Ik heb er uiteraard geen verstand van, maar ik verwacht dat de onderzoeksfunctie enige nadruk krijgt op de School voor Journalistiek. Misschien dat er daarom zo weinig échte journalisten in de sport te vinden zijn. Meestal zijn het ex-sporters, die het Zwarte Gat na hun carrière proberen op te vullen.

Marts Smeets is met zijn Avondetappe tijdens de Tour de France een goed voorbeeld van het probleem. Smeets spéélt de kritische, goed ingelezen journalist, maar is de facto niet meer dan een vriendelijke gastheer. Hij is een onverholen wieler- en Armstrongfan en wacht met zijn kritische benadering totdat renners veroordeeld zijn. Daarna spéélt hij de o zo kritische journalist.

Mijns inziens is het tijd voor een renaissance in de sportjournalistiek. Een 'inquisitive mind' van de pers is een belangrijk instrument in het opschonen van de sport. Neem het verlies van de interviewtjes maar voor lief. Sporters zijn zelden te betrappen op een diepzinnige, belangrijke opmerking en komen - zeker vlak na een wedstrijd - vrijwel nooit verder dan: "Ik kon niet harder", "we wilden graag winnen", of (zoals Berrie van Aerle altijd zei) "da mottu an de trenner vroaguh " (dat moet je aan de trainer vragen).

woensdag 25 mei 2011

Living strong?

De terugkeer van Armstrong na zijn behandeling voor zaadbalkanker ging gepaard met de verkoop van allerhande parafernalia. Niet alleen werden er boeken volgeschreven over zijn vasthoudendheid en wilskracht, er kwam ook een hele stroom op gang van producten die verkocht werden ten behoeve van de mondiale strijd tegen kanker. Een belangrijk item was het gele siliconen armbandje. De drager ondersteunde - in navolging van de 'red ribbon', 'pink ribbon' en dergelijke - de strijd in gebaar en geld (voor elk verkocht bandje ging een dollar naar de kankerbestrijding). Miljoenen bandjes werden verkocht en gedragen.

Ik heb de prestaties van Armstrong nooit helemaal vertrouwd, ik schreef er al eerder over. Toch vond ik zijn strijd bewonderenswaardig. Hoe hij ook tot zijn overwinningen kwam (met of zonder hulp van doping), hij gebruikte zijn prestaties in ieder geval (deels) voor een goed doel. Toch klasse, dacht ik.

Toen ik afgelopen zomer bij de firma Hopmans in Bergen op Zoom aan de kassa stond zag ik ze achter de toonbank liggen. Ik had net allerlei mooie spulletjes gekocht, dus mijn verdedigingsmechanismen waren minimaal. Ik kocht een Livestrong-bandje. Ik heb het nooit gedragen.

Het geel van het bandje wordt de laatste dagen fletser en fletser. Vanuit vijandelijk kamp wordt Armstrong al lang beschuldigd, door Landis, Lemond en Hamilton. Nu is er ook 'friendly fire' door zijn boezemvriend Hincapie. Armstrong lijkt steeds minder op een overlever en weldoener en steeds meer op iemand die zijn doel (winnen) door intimidatie en het aantrekken van medeplichtigen bereikt. Of zou toch de kankerbestrijding het doel zijn? In het beste geval staat het gele bandje niet voor 'Sterk Leven', maar meer voor 'Het doel heiligt de middelen'. Niet echt een levensmotto, lijkt me.

maandag 23 mei 2011

Veiling 1998

Amstrong won op 21-jarige leeftijd het Wereldkampioenschap. Een geblokte renner, type 'powerhouse'. Bij uitstek geschikt voor eendagskoersen, het liefst in slecht weer.

In het Wielerspel (www.wielerspel.com, een jaarlijks spel waarin renners in virtuele ploegen geveild worden) werd Armstrong populair. Kaspar had zich in de Amerikaan vastgebeten. In 1996 kostte Lance 36 punten (een dure renner, 'ploegleiders' kunnen 100 punten uitgeven). Hij bracht 27 punten op. Eind 1996 werd bij Armstrong zaadbalkanker vastgesteld. Als ode, maar misschien ook omdat de wens de vader van de gedachte is, werd Armstrong ook in 1997 verkocht, weer aan Kaspar. Nu voor 5 punten.

Hij reed (uiteraard) geen platte punt. Dat kan ook niet, als je een dagtaak hebt aan de zeer zware behandeling van de ziekte. Armstrong bezwoer de pers dat hij terug zou komen. In 1998 werd hij opnieuw aan Kaspar verkocht, weer voor 5 punten. Ik riep tijdens de veiling: "Die rijdt NOOIT meer een uitslag! Onmogelijk!". In mijn werk had ik enkele patiënten gezien die een behandeling voor zaadbalkanker ondergaan. Ongelooflijk zware chemotherapie, gelukkig met een hoge genezingskans. Ik dacht er dus enig verstand van te hebben.

Een wonder: Armstrong verdiende in 1998 15 punten. Ik werd (en word) nog steeds uitgelachen om mijn opmerking tijdens de veiling van 1998.

Kaspar was trouw; Armstrong kwam opnieuw in 1999 in zijn ploeg, nu voor 17 punten. De andere veilers waren kennelijk voorzichtig. Onterecht, want LA won de Tour. Goed voor een jaaropbrengst van 56 punten.

Mijn voorspelling deugde van geen kant, maar ik had buiten de hulp van EPO, testosteron, groeihormoon en bloedtransfusie gerekend. De bekentenissen van Landis, Andreu, Hamilton en nu ook Hincapie zijn ontluisterend.


art_xlarge_11709.jpg

zaterdag 21 mei 2011

Schlemiel

Vandaag reed ik mijn eerste wedstrijdje op Sloten sinds mijn sleutelbeenbreuk. Oorspronkelijk was het plan dit jaar om veel wedstrijden te rijden, maar een aanrijding doet niet alleen iets met conditie, maar geeft ook zelfvertrouwen een flinke deuk. Maar goed, het zonnetje scheen, er was niet teveel wind dus ik ging maar eens kijken. Geen verwachtingen.

Ik was een belangrijke les vergeten. Bij de start van een licentie-wedstrijdje moet je niet te snel vooraan rijden. De jonkies zijn nog fris en proberen in de eerste paar ronden even wat vullis eraf te rijden. Ik startte vooraan. In de eerste ronde werd er zo hard gereden dat we met z'n tienen na een kilometer al een gat hadden. Wat krijgen we nou?! Wat doe ik hier?! Ik wil terug! Nu!!! Maar terug kan niet. Je kan niet in ronde 1 zeggen dat je moe bent, dat je pijn aan je benen hebt, dat je stuk zit. Paniek.

Gelukkig werden we na twee ronden teruggepakt. Dat zal me geen tweede keer gebeuren, dacht ik, terwijl ik me in het buikje van het peloton nestelde. Net op tijd ontsnapt aan een vreselijke middag met pijn, misselijkheid en ellende.

De laatste drie ronden van de 40-plussers werden aangekondigd. Ik was per ongeluk weer naar voren gekropen. Toch even tempo maken. Toen ik mijn longen er langzaam aan het uithijgen was keek ik om. Verdomme! Een gat! Drie ronden alleen red ik niet. Laten terugzakken kan niet, dat wordt met hoongelach beloond. Doorrijden en kijken waar het schip strandt. Gelukkig kreeg ik hulp. We bleven vooruit. Bij het ingaan van de laatste ronde was het gat aanzienlijk. Waarom werd er niet achter ons aan gejaagd? Goed, nog 2,5 kilometer afzien, maar een overwinning was mogelijk. Het lukte. Tot mijn grote verbazing kwam ik alleen over de finish. Een overwinning!

Ik maakte mijn rugnummer los en wachtte op de jury. Het was wat bevreemdend dat niemand mij complimenteerde met mijn bovenmenselijke inspanning. Ik had nota bene fietsles gegeven! Niet dat afwachtende, nee aanvallen! Ik leverde mijn nummer in en wachtte op felicitaties van de juryvoorzitter. Hij keek me vragend aan.

Ik was een andere les vergeten: overtuig jezelf ervan dat je vooraan rijdt als je de overwinning viert. Gelukkig had ik niet gejuicht. Een wielrenner die als 6e juichend over de streep komt, op anderhalve minuut van de kopgroep heeft iets treurigs.

donderdag 19 mei 2011

Instinct

Ga naar een wielerparcours op een zonnige zaterdagmiddag voor een recreanten- of amateurwedstrijd en je begrijpt na afloop dat doping in de sport onuitroeibaar is.

Het wemelt in Nederland van de amateurwielrenners. Daarmee bedoel ik niet alleen de elite-amateurs. Dat zijn professionals die er (nog) niet in zijn geslaagd een contract te versieren. Nee, ik bedoel álle amateurs. Licentiehouders die vooral clubwedstrijdjes rijden, maar ook trimmers die hun eigen wedstrijdcategorie hebben. Terzijde: 'trimmers' is een misleidende term; uit eigen ervaring weet ik dat daar ook schof-te-rig hard wordt gereden. Voor elke groep bestaan er wielerwedstrijden: brandweer, docenten, medici, noem maar op.

Zodra je mannen bij elkaar zet om samen iets te gaan doen is er sprake van een wedstrijd. De sport of activiteit doet daarbij eigenlijk niet echt ter zake. Twee mannen naast elkaar op de wc: Verplaswedstrijd!

Bij elke wielerwedstrijd is er een scala aan klassementen, hoewel de meeste onuitgesproken blijven: het klassement van de mooiste fiets, het klassement van de schoonste fiets, het klassement van de bruinste benen, het klassement van de mooiste demarrage. Het klassement van de eerste 10 wordt altijd genoemd, hoewel het een misverstand is om te denken dat dat het belangrijkste is.

Vroeger dacht ik dat het belangrijkste argument om doping te gebruiken de mogelijkheid van geld en roem was. Dat was voordat ik had meegedaan aan een amateurwedstrijdje. Niet dat daar veel doping wordt gebruikt, maar je komt tot inzicht als je al die kerels - toch vaak vrij kansloos als het gaat om het verkrijgen van een profcontract - ziet sprinten voor de premie of de eindoverwinning. Op leven en dood! Het maakt niet uit hoeveel de overwinning opbrengt, vaak is dat niet meer dan een paar euro. Bovendien geldt dat de winnaar een rondje geeft, dus dat geld ben je vrij snel weer kwijt. Risico's van schaafwonden en kapotte fiets worden voor lief genomen, als je maar een keer met de eer kan strijken. Het is niet zo'n grote stap naar chemische hulpmiddelen, als die mogelijkheid zich voordoet. Handelaren in dopingproducten hebben dat goed begrepen.

Dopingcontroles en straffen van gebruik zijn onvoldoende. De oorzaak ligt in het DNA verbakken. Na 200.000 jaar evolutie van homo sapiens zijn alleen de fietsen mooier geworden.

zondag 15 mei 2011

't Gaat niet over de fiets

Halverwege de jaren negentig begon het fietsen serieuze vormen aan te nemen. We reden regelmatig een rondje IJsselmeer (eigenlijk Markermeer, maar dat klonk minder heroïsch) en we probeerden elk jaar Luik-Bastenaken-Luik te rijden (steeds de 245 km, korter was voor watjes). Met het stijgen van het aantal kilometers klom ook de behoefte aan goed materiaal. Het mocht natuurlijk niets kosten, maar moest zo betrouwbaar mogelijk zijn. Enkelen kozen voor begeleiding door de Dee'tjes; onafscheidelijke en niet uit elkaar te houden tweelingbroers die aankoop (bij Hopmans in Bergen op Zoom) en opbouw (in Bijlmer of Amsterdam-Noord) van begin tot eind begeleidden.

Albert nam een andere weg. De weg van de geleidelijkheid, die van 'trial and error', die van schade en schande. Eerst was daar in 1995 de Eddy Merckx, afgemonteerd met Campa Record, toen nog met frame-commandeurs. Prachtige fiets. Helaas waren de kabels nooit vervangen. Albert kwam op een ongelukkig moment tot deze ontdekking. Aan de voet van de Redoute brak de kabel voor de achterderailleur en bleef de ketting volledig ontspannen op de 12 liggen.

Enkele fietsen later kocht Albert zijn eerste nieuwe karretje: een Giant TCR. Destijds ook bereden door de ONCE ploeg. Flink 'sloping' frame (toen nog erg lelijk), geel (ook geen echte modekleur), Shimano Ultegra. Grootste probleem bij dit frame dat de keus voor de buitenband nogal nauw kwam; het frame was dermate 'strak' gebouwd dat bij verschillende typen de band tegen de staande buis liep. Desondanks beviel de fiets uitstekend. Albert is ongevoelig voor uiterlijke schijn en is nog steeds lyrisch over de fantastische gooi-en-smijteigenschappen van het frame. Alles daarna was minder: een glimmend zwart aluminium Colnago frame, helaas verloren gegaan door een noodlottige diefstal uit het chique Watergraafsmeer en een carbon Isaac, die op mysterieuze wijze scheurde.

Tegenwoordig rijdt onze held op een Koga, de ouwe van Robert Wagner. Typische Albert fiets: stevig model, tijdloze kleurcombinatie, niet kapot te krijgen.