Harry Koene

Mijn foto
Netherlands
Fietsfreak, mooi-weer fietser. Liefst bergop, maar op vlakke beter. Zelfbenoemd EPO-kenner

donderdag 7 oktober 2010

Thor

Thor, de zoon van Odin en Fjorgyn was als kind al sterk. Hij werd opgevoed door twee
bliksemgeesten en zijn favoriete bezigheid was het doodslaan van reuzen. Thor houdt
niet van chaos, hij houdt van orde en netheid. Zijn tegenstanders zijn demonen die de orde willen vernietigen. Daar kan Thor niet tegen. Het liefst slaat hij hun schedels in. Thor is ondanks zijn woeste uiterlijk zeer populair. Hij vraagt geen mensenoffers, hij doodt alleen zijn demonen, het liefst met een hamer.

Bij de Romeinen heet hij Hercules. Hij was onschuldig toen zijn stiefmoeder Hera hem
met waanzin trof waardoor hij zijn vrouw en kinderen had vermoord. Hij kon zichzelf
redden door twaalf rare klusjes op te knappen.

In Australië staan er geen rare klusjes op het programma. Er is een grote klus: Thor
moet proberen in 240 km de orde te bewaken. Zijn demonen rijden om hem heen.
Zij proberen de orde te verstoren. Vooral de Italianen proberen chaos te scheppen.
Ze zijn bang voor Thor. Steeds proberen ze hem op de steile klim los te rijden. Boven aangekomen kijken ze om en zien Thor met zijn hamer. Hij slaat hun schedels in. Ontsnappingen in de koers verstoren de orde. Het is vreemd dat de andere collega’s het nog niet lijken te beseffen.

Thor is niet naar Geelong gekomen om mee te rijden in het peloton. Hij is niet zoals
Cavendish huilend in het hotel aangekomen vanwege de zwaarte van het parcours. Hij is niet gekomen om er in de laatste ronde afgereden te worden. Thor had dit jaar maar een paar doelen. Een daarvan was winst in Parijs-Roubaix. Niet gelukt. De orde werd daar verstoord door een valsspelende Zwitser met een motor in zijn fiets. Het liefst had Thor zijn schedel ingeslagen, maar hij kon hem niet bijhouden. In de derde etappe van de Tour mocht hij revanche nemen. Dat was zijn tweede doel. Sommigen dachten dat zijn derde doel een etappe in de Vuelta was. Neen. Zijn derde doel was winst in Australië. Hij rijdt in Spanje mee om zijn conditie op peil te houden. Allang heeft hij gezien dat sprinters als Cavendish en Farrar kansloos zouden zijn in het Australische voorjaar. McEwen was teleurgesteld omdat hij niet werd geselecteerd, maar Thor snapte het heel goed.

In de laatste ronde probeert Gilbert chaos te creëren. Thor is rustig. Hoewel hij zich realiseert dat het voor de kijkers thuis spannend lijkt, is hij zeker van zijn zaak. Thor viert al een klein feestje. De sprint is een formaliteit. Hij ziet Oscar Freire nog wel meerijden, maar mediteert rustig door. Natuurlijk wordt Gilbert teruggepakt. De stuiptrekking van Niki Terpstra is pathetisch, Thor kan een glimlach niet onderdrukken. Op 150 meter voor de finish trekt hij drie keer aan zijn stuur. Het feestje in zijn hoofd is al een tijd bezig, daardoor vergeet hij zijn handen in de lucht te steken. Het dondert. Thor is wereldkampioen.

dinsdag 31 augustus 2010

Kukident en de Mont Ventoux

Zomer 2002. Tussen Malaucene en Bedoin worden 2 auto's geparkeerd en worden voorbereidingen getroffen voor een kennismaking met de Mont Ventoux. Voor drie van de vier heren zal het de eerste keer zijn. De sfeer is uiteraard gespannen, want de verhalen over de Ventoux kent iedereen: loodzwaar, een onbarmhartig hete beklimming door 'het bos', gevolgd door een winderige laatste zes kilometer na Chalet Reynard. We rijden rustig naar Bedoin en beginnen aan de beklimming. Prachtige dag, heroïsche klim. In onze naïviteit vergeten we de tijd op nul te zetten bij de fontein in Bedoin. Iedereen realiseert zich op de top deze beginnersfout. Het gevolg is dat we in de toekomst nog een keer terug zullen moeten om een tijd neer te zetten.

Zomer 2010. Tijdens een vakantie in de Drome fiets ik naar Bedoin om nogmaals de Ventoux te beklimmen. Het zal de laatste keer worden. In 2008 heb ik dan eindelijk een tijd neergezet (1 uur 31 minuten). De reden voor de beklimming? De fiets is meegegaan met vakantie en de Ventoux ligt te dicht in de buurt om te negeren. Het doel is om mijn tijd te verbeteren. Met enige tegenzin begin ik aan de klim. Auto's lijken verboden op dit stuk, de weg is van de fietsers. Ik stel me voor dat het overgrote deel van de fietsers die ik tegenkom de beklimming voor het eerst uitvoert en ik ben jaloers. Waar ik steeds op mijn teller moet kijken en ingewikkelde berekeningen moet uitvoeren om te zien of ik de 1.31 nog ga verbeteren, lijken mijn weggenoten maar een doel te hebben: boven komen. Wat een heerlijkheid om er zeker van te zijn dat deze vreselijke inspanning in ieder geval beloond gaat worden. Is het niet pathetisch wat ik aan het doen ben? Op mijn 42e. "Doe normaal!" zou mijn zus zeggen.

Dan dringt het tot me door. Ik word oud. Tien jaar geleden zou ik dergelijke gedachten nooit hebben gehad. Het moest toen altijd sneller, "waarom?" was een onbehoorlijke vraag.

Dezelfde vakantie kreeg ik problemen met een voortand die twintig jaar geleden het enige slachtoffer was geworden van een aanrijding met een rode Lada. Nu was de tand eindelijk afgebroken. Een gat in je gebit ziet er wat vreemd uit, maar vanochtend zag ik het buisje Kukident staan waarmee ik het plaatje op mijn gehemelte moet vastzetten. Daarnaast zijn broertje Steradent. Kukident en Steradent, waar we vroeger zo om moesten lachen. De aftakeling is nu echt begonnen.

maandag 23 augustus 2010

Italiaanse uitstraling

Als het uit Italië komt, is het mooi. Stijliconen-uit-de-polder Wesley en Yolanthe, maar ook hardcore types als Victoria en David Beckham kopen hun kleren in Milaan. Ook voor mooie auto's moet je in Italië zijn. Neem bijvoorbeeld de Alfa Romeo: prachtige auto's, hoewel je wel goed gereedschap en een garage moet hebben, of anders een goed leasecontract.

Ook voor fietsframes zat je lange tijd in Italië goed. Prachtige slanke buizen, strakke kleuren en logo's waar de traditie vanaf druipt. Oude profwielrenners glunderden als hun ploeg een Italiaanse framebouwer als sponsor binnenhaalde. Dat dit niet om het sponsorgeld ging hoef ik hopelijk niet uit te leggen. Uiteraard wordt er ook harder gereden als je op een glimmend frame zit van je favoriete merk. Uitstraling was het codewoord. Hetzelfde ging op in het liefhebberspeloton: bezitters van Pinarello's en Colnago's werden aanbeden om hun smaak. Sommige Nederlandse fabrikanten gaven hun huismerk een Italiaans tintje om mee te liften op deze golven, hoewel er rond merken als Gossini en Massini altijd een spruitjesgeur is blijven gehangen.

Tegenwoordig hebben Italiaanse merken het moeilijk. In het aluminiumtijdperk ging het nog wel, maar nu alles van carbon is voeren ze een verloren strijd. Voor de bouw van een goed frame was niet meer een vakman met een timmermansoog nodig, een mooie - meestal Aziatische - mal voor een monocoque frame is genoeg. Ook de Italiaanse onderdelen hebben al lange tijd serieuze concurrentie uit Japan en Amerika. De fietsen zijn niet alleen mooier, ze zijn vooral veel beter, stijver en betrouwbaarder. Toen de Rabo-ploeg overgestapt was op Giant-frames, hoorde je vrijwel direct renners klagen over de belabberde kwaliteit van de vroegere Colnago-machines. Vooral de tijdritfietsen moesten het ontgelden. Ook Trek deed goede zaken, niet in de laatste plaats doordat Armstrong met zeven Tour-overwinningen een nog onontgonnen markt in Amerika opende.

De pogingen om mee te gaan met de huidige mode zijn pathetisch. In de meeste testen krijgen Italiaanse fietsen bij het item 'uitstraling' nog wel een dikke voldoende, maar dat is gebaseerd op nostalgie. Ooit was ik in het bezit van een prachtig slanke en blauwe Pinarello Asolo. De liefde is voorbij. Wie een blik werpt op de Pinarello Dogma van 2010 en die vergelijkt met een stalen Pinarello van 15 jaar geleden, ziet precies wat ik bedoel. Treurig.

woensdag 28 juli 2010

Het verschil tussen Robert Gesink en Thomas Dekker

Thomas Dekker was Neerlands Hoop in bange dagen. Toen hij de Ronde van Romandië won waren velen in de overtuiging dat we nu eindelijk weer een potentiële Tourpodiumkandidaat in huis hadden. En dan niet een van het type Breukink, die bescheiden, bedachtzaam en rustig was. Nee, Thomas was flamboyant, overtuigd van eigen kunnen en niet bang voorspelling ten aanzien van zijn eigen presteren te doen. Zijn haar groeide en groeide, hij kocht een snelle auto en ging wonen in het prachtige Toscane. Geen wonder dat er geen chemie ontstond tussen ploegleider Breukink en (toen nog) meesterknecht Dekker. Dekker hoorde meer thuis in een Italiaanse ploeg, waar types als Di Luca en Ricco groot kunnen worden.

What goes up, must come down. Thomas viel hard op het spreekwoordelijke asfalt. Zijn optreden in Holland Sport vorig jaar was ontluisterend: hier zat een bange jongen, die opzichtig loog over zijn zogenaamd eenmalige EPO gebruik. Wilfried de Jong nam een licht kritische toon aan, maar kon niet verbloemen dat hij - net als wij - groot fan waren geweest en teleurgesteld waren dat we nu weer langer op wat internationale successen moesten wachten. Zijn vrienden gaven hem een goed advies: gewoon weer in Nederland komen wonen, hard trainen in kou en regen.

En toen was daar Robert Gesink! Hij was er natuurlijk al lang, maar hij kon uit Dekkers schaduw stappen. Gemillimeterd haar, geen snelle auto's, geen onbescheidenheid, maar vooral geen jankeballerigheid. Als Robert valt in zijn eerste Tour huilt hij niet voor de camera's, maar zegt dat het bij het vak hoort en dat zijn tijd nog komt. Wat zou Thomas Dekker gedaan hebben als hij in bronzen positie in de Vuelta zijn knie open haalt? Jammeren en afstappen. Gesink pakt het anders aan: op de tanden bijten, doorrijden en proberen top-10 te halen. In afgelopen Tour had Gesink het moeilijk: valpartijen, botbreuk, misplaatste solidariteit in peloton. Hij werd slechts zesde.

Thomas Dekker komt terug. Vanaf 1 juli 2011 mag hij weer fietsen. Een ploeg heeft hij nog niet, maar dat komt vast goed. Thomas staat op een tweesprong: kiezen voor Italiaanse weelde, leven in de Toscaanse zon en uitstekende begeleiding door de beste hematologen. Of terug naar de Noord-Europese modder na het uitspreken van een welgemeend mea culpa.

Mijn advies voor Thomas: vraag Robert wie zijn kapper is, duur kan het niet zijn!

Statistiek

"Het hele peloton is aan de doping!"

Zit ik te kijken naar een geweldige Alpenetappe, genietend van de strijd, het materiaal, de valpartijen, toch ook het commentaar van Ducrot en Dijkstra, krijg je weer deze gemeenplaats te horen. Het erge is, ik denk dat het waar is.

Nou, misschien niet het hele peloton. Er zijn ook zeer talentvolle renners, die bij de jeugd alles aan gort reden, alle prijzen pakten, zowel konden tijdrijden als klimmen, enzovoort enzovoort. Bij de profs wordt het niks. Knechten. Water halen, jasjes naar de ploegleidersauto brengen. De Pieter Weenings en Theo Eltinks, verstandige mannen die hard rijden, maar niet die allerlaatste stap willen zetten. Pieter Weening ging een tijd door het leven als toekomstige Tour-winnaar. Gevraagd naar waar het fout ging zei hij iets als: "ik wilde niet meedoen aan het medische verhaal".

Sommige knechten veranderen in kopmannen, mogelijk omdat ze tot het inzicht komen dat die laatste stap wel de moeite waard is. Bjarne Riis in 1997: "Ik heb nu een trainingsmethode ontdekt die mij veel verder gaat brengen. De precieze methode is geheim, maar ik zal veel harder rijden dan voorheen". Iedereen weet hoe dat afliep: met een Tour-overwinning en een hematocriet van 62%.

Hoeveel renners gebruiken doping? Onbekend natuurlijk. Ik heb nagekeken hoeveel renners in de top 5 van de Tours tussen 1995 en 2009 zijn gepakt op doping. Dat zijn er nogal wat: 22 van de 41! Dat is bijna 54%. Dan reken ik Escartin, die een trouwe klant van dr. Fuentes was, nog niet eens mee. Ook Frank Schleck, die een rekening van tienduizenden euro's aan Fuentes betaalde voor 'trainingsadvies' reken ik niet mee. Van de 8 winnaars zijn er 4 gepakt, waarbij lijkt te gelden dat de pakkans kleiner wordt als je meer dan eens de Tour wint: Indurain, Armstrong en Contador werden nooit positief bevonden. Van de eendagsvliegen werd alleen Sastre nooit gepakt.

Laatst las ik ergens dat de gevoeligheid van de EPO-test tussen de 10 en 20% ligt. Ik vraag me wel eens af: wat zou ik doen als ik zoveel talent had? Water halen of wat risico nemen?