Harry Koene

Mijn foto
Netherlands
Fietsfreak, mooi-weer fietser. Liefst bergop, maar op vlakke beter. Zelfbenoemd EPO-kenner

vrijdag 3 oktober 2014

Oude wijn in nieuwe zakken

Afgelopen zondag liep Dennis Kimetto in Berlijn een nieuw wereldrecord op de marathon. In zijn derde wedstrijd liep hij 2:02:57, een kleine halve minuut sneller dan het oude record. Luc Krotwaar, een Nederlandse marathonloper, trok die prestatie in twijfel. Hij schatte de kans dat het record op een dopingvrije manier tot stand was gekomen op 10%. Volgens hem gebruikt 90% van de huidige generatie marathonlopers prestatiebevorderende middelen. Het zal u niet verbazen dat ik hem geloof.

Uiteraard heeft hij geen hard bewijs, er zijn geen positieve dopingtesten. Zijn verdenking is ontstaan uit de enorme progressie die de Afrikanen de afgelopen 10 jaar hebben geboekt op de lange afstanden. Sinds 2002 is er ruim tweeënhalve minuut afgesnoept van het marathonrecord. Verder put hij uit waarnemingen die hij deed terwijl hij in Kenia trainde. Dat er in Kenia nauwelijks op doping wordt gecontroleerd maakt de zaak niet frisser.

Ik geloof hem. Niet zozeer door zijn eigen beweringen, maar vooral door de reactie van Gerard van Veen in de NRC van afgelopen woensdag 1 oktober. Gerard is de manager van Kimetto en geeft aan dat zijn loper dit jaar al 10 keer is gecontroleerd. Van Veen doet net alsof dat een bewijs van onschuld is, maar weet natuurlijk beter. Het is hetzelfde argument dat onder anderen Armstrong gebruikte om zich te ontdoen van dopingbeschuldigingen. Niet zo'n heel erg geloofwaardige verdediging, bleek later. De manager maakt het erger door te stellen dat Nederlandse artsen niet wisten wat ze zagen toen ze Dennis Kimetto onderzochten in verband met een blessure. Die zouden beweerd hebben dat Dennis een "gigantisch sterk hart en sterke longen" zou hebben. Dat is lachwekkend. "Sterke longen", wat betekent dat überhaupt?

Chemometricus Klaas Faber maakt in hetzelfde stuk gewag van een "genetisch voordeel" van Kenianen en zet Krotwaar weg als een gefrustreerde, tweederangs atleet. Ook die redeneertrant is eerder gebruikt, het vaakst door Hein Verbruggen (ex-voorzitter UCI) toen hij types als Bassons ('monsieur Propre') probeerde de mond te snoeren toen die de prestaties van Armstrong waagde te betwijfelen.

Atletiekcoach Henk Kraaijenhof wil niet dat bijzondere prestaties meteen in twijfel worden getrokken. Hij vindt dat je daarmee dopinggebruik stimuleert, doordat atleten denken dat je alleen op die manier de top kan bereiken. Hij weet natuurlijk heel goed dat dat inderdaad zo is. In deze context is het interessant dat Kraaijenhof fervent tegenstander is van dopingcontroles, omdat die oneerlijkheid in de hand zouden werken. In 2009 schreef Sylvain Ephimenco een geinig stukje over Henk. Met zulke vrienden heeft Dennis Kimetto geen vijanden nodig.

Ik snap al die mensen niet. De meest voor de hand liggende reactie zou toch zijn om eens met Krotwaar te gaan praten en luisteren naar wat hij te vertellen heeft?

donderdag 4 september 2014

Het dichte achterwiel

Ik ben een stakker. Ik krijg het niet voor elkaar mijn hobby op een hobby-achtige manier te benaderen. Gewoon, relaxed, niet te fanatiek. Nee, ik moet altijd zo hard mogelijk fietsen, ik kan het niet verdragen als ik over de 25 kilometer naar mijn werk langer doe dan 45 minuten, ook al waait het nog zo hard.

Sinds ik een jaar of twee geleden het tijdrijden heb ontdekt, heeft mijn stakkerschap een nieuwe dimensie gekregen. Wielrenners houden van spulletjes, maar bij tijdrijders is dat fetisjisme van een hele andere orde. Een andere helm waarmee je ongeveer 0.25 Watt vermogen bespaart, mag heus wel € 250 kosten. Dat is toch helemaal geen geld?

De tijdritfiets was de eerste absolute noodzaak, maar eigenlijk gold dat ook voor het dichte achterwiel. Daar zat ik al een tijdje op te azen, maar ik liet mij - volkomen onterecht - weerhouden door het hoongelach van mijn wederhelft. Mijn argument dat als 40-plusser met een dicht achterwiel bij een tijdritwedstrijd geen uitzondering bent verminderde haar leedvermaak niet.

Het werd een Citec-wiel (alu-remrand, clincher, topkoop!).

Wat een geweldige uitvinding, het dichte wiel. Het geluid bij aanzetten is werkelijk betoverend, het houdt het midden tussen zagen en zoeven. Ik kijk wel eens verschrikt achterom, denkend dat er een brommende auto dicht op me rijdt. Het gevoel van snelheid is enorm. Een genot om op de fiets te mogen stappen!

Op internet zijn discussies te vinden over of je wel of niet mag trainen met een dicht achterwiel. De meeste kenners vinden van niet. De argumenten tegen kan ik niet helemaal doorgronden. Niet cool, of zoiets. Ik ben tamelijk gevoelig voor de mores van het peloton: schone fiets, geschoren benen, 2 identieke bidons, enzovoort enzovoort, maar mijn dichte wiel thuislaten gaat mij te ver. Het lawaai van het wiel is daarvoor te verslavend, ik kan niet meer zonder. Volgende vraag is natuurlijk of ook de tijdrithelm op en het snelpak aan moeten. Daar ben ik nog niet uit. Het geluid wordt wel zachter met die helm...


woensdag 3 september 2014

Geachte heer Contador

Geachte heer Contador,

Alvast gefeliciteerd met uw aanstaande overwinning in deze Vuelta. Toen u de Tour na een valpartij moest verlaten gaf niemand meer een cent voor de rest van uw seizoen. Alles had u op de Tour de France gezet. Het werd - zowel voor u als voor ons - een enorme deceptie. Ik gunde u de overwinning natuurlijk van harte, maar had daaraan voorafgaand graag een strijd op leven en dood met Froome en Nibali gezien. Alle anderen doen zoals u ook wel weet voor spek en bonen mee.

Hoewel de meesten dus niets meer verwachtten van uw seizoen, was ik er van overtuigd dat u in deze Vuelta met de bloemen zou gaan zwaaien. Scheenbeen gebroken, dat klinkt natuurlijk niet goed. Herstelperiode tenminste 6 weken. De foto's in rolstoel met gips waren aandoenlijk. U wentelde zich comfortabel in de underdog-positie, maar u en ik weten dat het met die breuk nogal meeviel. Dat u nog opstapte na die akelige valpartij in de Franse regen was natuurlijk niet alleen een teken van doorzettingsvermogen en uitstekende pijnbeleving, maar ook bewijs dat de breuk in het bot niet erg groot en invaliderend was. Ik zou de foto's graag zien en met een vergrootglas op zoek gaan naar het haarscheurtje, maar ik ga ervan uit dat u die radiologische gegevens niet openbaar zal maken.

U bent zoals u weet een aantrekkelijke renner. Aanvallen en maar aanvallen, ook als dat zinloos lijkt. Mooie zit, ook. Ik heb toch een paar opmerkingen. Dat gedoe met die biefstuk was niet alleen ongeloofwaardig, maar ook een beetje kleinzielig. Het lispelende zero-zero-zero-enz was lachwekkend. In dat opzicht kunt u beter een voorbeeld nemen aan uw vriend Alejandro Valverde. Die piept niet, neemt zijn verlies, en komt sterker (dan ooit!) terug. Niet meer doen, gewoon flink zijn.

Mijn laatste tip betreft uw manier van juichen. Ik zou willen adviseren te stoppen met dat pathetische pistoolschotje bij iedere overwinning. Kinderachtig gedoe, niet passend bij een renner van uw statuur. Ik weet niet of u de bijnaam El Pistolero zelf heeft verzonnen, maar nu u bijna 32 jaar oud bent is het tijd om ermee op te houden. Gewoon shirtje recht trekken en beide armen omhoog. Veel stijlvoller.

Nogmaals gefeliciteerd. Uitrijden is nu het devies. Uw concurrenten zijn uitgeschakeld: Quintana vindt het kennelijk belangrijker dat zijn belachelijke tijdritoverschoenen goed zitten dan dat hij een bocht een beetje fatsoenlijk aansnijdt. Froome is ondanks zijn leeftijd 'over the hill and picking up speed' en dan heb ik het niet over zijn daalcapaciteiten. Van Valverde heeft u niet veel te vrezen, denk ik, hoewel hij hoe ouder hoe sterker wordt. De tweejarige schorsting heeft hem duidelijk goed gedaan. Ik zou zeggen: hou het heel en maak er iets moois van!

donderdag 7 augustus 2014

Oostenrijks asfalt, deel 2

Oostenrijkers zijn gek. Sinds vandaag weet ik dat zeker. Ik beklom vanuit Haiming de Haimingerberg, met als doel Kuhtai te bereiken. Dat leek me wel aardig, omdat we daar twee jaar geleden een keer de wintersportvakantie hadden gevierd.

Sinds mijn aanvaring met de Oostenrijkse muren enkele dagen geleden had ik me goed op de rit voorbereid. Ik had met behulp van een soort routeplanner bekeken hoe steil de wegen naar de top van de berg waren. Getallen van 15, 20 en 30 kwamen langs. Hoewel ik achterdochtig was geworden, trok ik toch snel de conclusie dat dit echt niet kon kloppen. Huppakee, niet piepen, we zien wel wat het wordt. Toen ik vorig jaar de top van de Mortirolo bereikte was ik ervan overtuigd dat ik overal wel boven zou komen. Het ergste van het ergste moest de Mortirolo zijn (de Zoncolan heb ik nooit beklommen, die moet nog erger zijn).

Dus.

Met goede moed begon ik. Het deja-vu volgde binnen twee meter. De weg begon met 14%. Ik heb wel vaker beklimmingen gedaan waarbij het eerste stuk het steilste is, dus ik bleef optimistisch. Ik rolde de ketting snel op de 25 (34 voor!) en hoopte op betere tijden. Die braken niet aan. Het bleef 14, 15 en 16. Stukjes van 11% voelden als een weldaad voor mijn kreunende rug en bovenbenen. Hoe is het mogelijk? Oostenrijkers kijken niet naar de 'loop' van de berg als ze een weg aanleggen. Ze mikken gewoon op een stijgingspercentage van 14. Als de berg om een minder steile route vraagt, blazen ze de boel gewoon op om de 14 te bereiken. Duits-aandoende precisie. Die idiote wegen zijn er natuurlijk ook de oorzaak van dat er vrijwel geen behoorlijk presterende Oostenrijkse wielerprofs zijn. Veel te demotiverende omgeving. Bernard Kohl werd natuurlijk wel ooit derde in de Tour, maar dat kwam niet door training op het ridicule asfalt, maar door het gebruik van Humanplasma-snoep van het Weense 'laagland'.

Kuhtai heb ik nooit bereikt. Op mijn tandvlees bereikte ik de top van de Haimingerberg om direct om te keren (dreigende wolken, maar vooral een gesmolten moraal waren de beweegredenen). Kuhtai kon alleen bereikt worden door een steile afdaling, gevolgd door een nog steilere (korte) beklimming. Zak er maar in, dacht ik.

De afdaling van de Haimingerberg is overigens geen echte beloning. Ik twijfelde serieus of mijn remmen en velgen wel tegen deze krachten en hitte bestand waren. De natte weg voegde aan mijn toenemende angst nog een indrukwekkende dimensie toe.

Morgen op zoek naar redelijke beklimmingen, maar ik verlang nu al naar de Hollandse polderwegen. Volgende keer in Oostenrijk neem ik de ATB mee. De producten van Oostenrijkse wegenbouwers dienen vermeden te worden.


dinsdag 5 augustus 2014

Efficiëntie

De afgelopen dagen genieten wij de laatste dagen van onze vakantie in Miemingen, een dorpje in Tirol. Strak aangeharkte tuinen, kortgemaaid gras en een uitstekende organisatie van bijna alles. Alles onder het toeziend oog van crucifixen die op vrijwel elke hoek van de straat hangen.

Het is niet eens onaangenaam, de natuur is overweldigend mooi en wandelpaden zijn goed en overzichtelijk uitgezet. Dat laatste is fijn als je probeert je kinderen mee te krijgen voor een tocht van een paar uur. Niet de ellende van een verwachte vrolijke wandeling van twee uur die uitloopt op een drama van een hele dag. Oostenrijkers zijn eigenlijk een soort Duitsers, maar dan met bergen.

Uiteraard was de fiets mee en gisteren fietste ik een stukje dat we de dag ervoor met de auto hadden gedaan, op weg naar een wandelroute. Brede weg, mooi asfalt, niet al te druk. Een en ander natuurlijk om de winterse toeristen tegemoet te komen. In de auto was niet goed opgevallen wat op de fiets direct duidelijk werd. De klim (van Telfs naar Seefeld, voor de geinteresseerden) was onnoemelijk steil. Wat een loeder! Van de bergwegen in Frankrijk en Italië was ik gewend dat die af en toe dik boven de 10% kunnen zijn, maar vaak worden de benen na een paar kilometer getroost door een stukje van 5-6% (de Mortirolo is op deze regel een onaangename uitzondering). Zo niet in Oostenrijk. Nog voordat ik het dorp verliet ging de weg onbarmhartig omhoog. Ik begon optimistisch, de overtuiging dat dit op deze manier toch niet zo door kon gaan hield me overeind. Helaas. Het hellingspercentage dat mijn computertje aangaf varieerde tussen 9 en 12. Het was ook nog eens loeiheet, waardoor ik voor het eerst sinds lange tijd serieus aan afstappen dacht. De enige twee voordelen waren dat de marteling niet al te lang duurde en dat ik er achter kwam dat 8% voor mij de grens van prettig klimmen markeert.

Waarom doen Oostenrijkers dat anders dan Fransen en Italianen? Ik reed erg langzaam, dus had lang de tijd om over die vraag na te denken. Vlak onder de top zag ik het licht, hoewel ik niet in staat was de bijbehorende berekeningen te maken. Efficiëntie moet de beweegreden zijn. In Frankrijk en zeker in Italië speelt efficiëntie geen enkele rol. Wel in Oostenrijk. Die rekenen het gewoon uit: hoeveel weg heb je nodig om de top te bereiken zonder de automobilist (met Duitse auto, eventueel met caravan) overdreven te ergeren? Ze moeten hebben gedacht dat 10% niet alleen een mooi rond getal, maar ook een acceptabel hellingspercentage is. Bij 1000 meter hoogteverschil scheelt 5% en 10% al snel 10 km straat. De fietser moet maar op zijn tanden bijten. Bij terugkomst in Nederland maak ik een afspraak met de tandarts.


donderdag 17 juli 2014

Advies voor Froome

De afgelopen week in de Tour de France was sensationeel, waarbij de etappe over de Noord-Franse kasseien het absolute hoogtepunt was. De week ervoor had het goed doorgeregend, de klinkers konden er niet beter bijliggen: bruin en glad. Ook de dag van de etappe regende het stevig. De TV-beelden waren te donker om de koers tot in detail te kunnen volgen, maar de essentie was duidelijk: Pandemonium.

Grootste slachtoffer van die dag werd Chris Froome. Nog voor het geglibber op de kasseien moest beginnen was hij al een keer of tien van zijn fiets gevallen. Het was een treurig gezicht: Chris stond naast zijn fiets met het hoofd gebogen. Door de pijn in zijn polsen kon hij de fiets alleen met zijn onderarmen recht houden. Alle prednisonkuren, hoogtestages en doktersadviezen teniet gedaan door een lagedrukgebied over Midden-Europa. Gebroken kroop hij in de ploegleidersauto.

Zo niet Lars Boom. Die zat de hele dag breed lachend op zijn fiets. Hij vertelde 's avonds al jaren te dromen van een natte Parijs-Roubaix. Lars kijkt 's avonds naar het weerbericht en wordt mistroostig als er geen wolkje met druppeltjes achter het scherm van Gerrit Hiemstra verschijnt. Boom denkt dat hij van natte wegen houdt door zijn cyclocross-verleden, maar daar geloof ik niets van. Ik denk dat Lars als kleine jongen al door de modder rolde en ook bij temperaturen ver onder het vriespunt in zijn korte broek naar buiten rende.

Ik snap Chris Froome wel. Net als ik is hij een mooi-weerrijder. Zo'n type van zon, 30 graden, zwart asfalt. Bij een afdaling over natte wegen slaat het evenwichtsorgaan van Chris op tilt. Sturen gaat niet meer, paniek neemt de overhand. Froome heeft in zijn geboorteland Kenia duidelijk veel te weinig in de modder gerold. Hij moest zijn schooluniform natuurlijk schoon houden.

Froome zou een keer een winter met Boom op moeten trekken. Niet naar Afrika of de Canarische Eilanden voor een trainingsstage in de zon. Niks ervan! Trainen in Nederland: regen, kou, weer, wind. Die fantastische ochtendlijke twijfel over de kledingkeuze: drie of vier lagen, windstopper of winterjas? Dagelijkse ritten over de Brabantse wegen, waar mestlekkende tractoren het asfalt van een bruine ijslaag voorzien.Wekelijkse verplichting is ook de zondagse deelname aan de plaatselijke cyclocrosswedstrijd. Leer modderhappen, leer hopen op regen.