Op 1 sep voor het eerst de cyclosportive La Charly Gaul gereden. Koers van 160 km in de Luxemburgse Ardennen. Ruim 350 km van Loenen, dus lang in auto voor 5 uur racen. Het was lang geleden dat ik een cyclo had gereden. De laatste moet de Criquilion zijn geweest, het jaartal ben ik vergeten. Al enkele jaren vertelt Albert me dat de Charly Gaul op mijn lijf geschreven is: de beklimmingen zijn niet al te steil en niet al te lang. In tegenstelling tot andere cyclo's, zoals de Criq of de Marmotte, zou het hier niet alleen een gevecht tegen jezelf zijn, maar ook tegen de andere deelnemers. Echt koers, dus.
Ik was de stress voorafgaand aan een cyclo vergeten. Het begint weken van tevoren . Hoeveel eten ga ik meenemen? Zal ik wel goed slapen? Zal ik niet te veel/weinig eten de avond ervoor? Zal ik snel mijn bidons kunnen bijvullen? Enzovoort, enzovoort. Een zeer onaangenaam gevoel. Om de verwachtingen wat te temperen veranderde ik mijn ambitie om bij de eerste 100 te eindigen al snel in "we zien wel".
Om kwart over acht stonden we aan de start. Koud, maar wel vooraan. Dat zou bij deze koers belangrijk zijn, omdat de eerste beklimming begint bij kilometer 1 waar vaak meteen een/de schifting plaatsvindt. Het begin was zeer zenuwachtig en hoewel ik tijdens de beklimming 'op mijn gemakje' zat, zakte ik een beetje door het peloton. De brede weg (maximum snelheid 110 km/hr) werd geheel ingenomen door renners die allemaal voorin wilden rijden. Tegenliggers hoefden niet op enige coulantie te rekenen. Het tempo lag kennelijk niet hoog genoeg waardoor het peloton niet echt brak: de achterdeur ging niet helemaal open. Voor elke bocht klonk geschreeuw en steeg de geur van verbrand rubber op. Pas op de wat langere Vianden-beklimming bij kilometer 45 brak het en kwam ik aan in wat later de 3e of 4e groep bleek. Het reed goed door; een voor een raapten we een aantal renners uit eerdere groepen op.
Helaas zat ik sinds de start al met een enorme aandrang tot urineren. Kon aan niets anders meer denken. Ik zou het zeker niet nog 4 uur volhouden zonder te stoppen. Was jaloers op de renner voor mij die tijdens een stukje afdaling al fietsend zijn behoefte deed. Dat MOET ik ook leren! Ik speelde in gedachten met het alternatief om het maar gewoon te laten lopen, maar hield me in. Bij kilometer 70 hield ik het niet meer en stapte ik af. Het plassen ging uiteraard veel en veel te langzaam, ook hier gaan de jaren kennelijk tellen. Gelukkig bleek het in de groep wat stil te vallen en ik was met een minuut of vijf weer terug en kon me opgelucht in 'mijn' groep nestelen. Ik was nog steeds fris, in de groep van 20 man klom ik steeds met de eersten.
Bij kilometer 100 deed zich het volgende dilemma voor: stoppen voor water of doorrijden? Ik reed bijna de ravitailleringspost omver en vulde zo snel als ik kon 2 bidons. Het gemopper om me heen probeerde ik te negeren. Het is koers, mensen! Ik heb haast.
Verkeerd gekozen: het volgende stuk was min of meer vlak met wind tegen. Ik zag de groep zo nu en dan rijden en telde het verschil. Steeds ongeveer 1 minuut. Ik zat alleen en kwam niet dichterbij. Pas bij de 3e beklimming (km 119) na de onderbreking kon ik aansluiten, maar moest daarvoor wel mijn benen laten ontploffen. 'Het nekkie was eraf' zou Boogerd zou zeggen.
In grote groep geƫindigd als 118e, op 4 seconden van nummer 99 (45e van de 40-plussers), 34.7 km/hr gemiddeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten