Minimale baggage. Dat is het devies bij de start van elke fietstocht, zoals kort geleden de Charly Gaul. Hoe zorg ik ervoor dat ik alles bij me heb, maar dat ik tegelijkertijd NIETS teveel meeneem?
Op korte tochtjes gaat het nog: telefoon (is die echt nodig?), binnenbandje, pompje, bandenlichters. Meer niet. Op langere tochten wordt het moeilijker. Hoe jammer is het om een hele tocht met twee reservebinnenbanden in de achterzak te rijden en dan niet lek te rijden? Je rijdt de hele dag met tenminste 100 gram overbodige ballast. Nemen we een lichtgewicht pompje of een CO2-patroon (inclusief -houder) mee? Of allebei? Je zal maar in de eerste 20 kilometer lek rijden en de rest van de dag in angst zitten. Mouwstukken mee of niet? Die nemen in de achterzak tamelijk veel plaats in, maar hele dag zonder zitten en in de kou rijden is ook niks.
Enzovoort. Op de ochtend van lange ritten kan ik veel tijd verliezen met het uitzoeken van de optimale combinatie. Zo had ik lang geleden voorafgaand aan de Marmotte de mogelijke baggage 's ochtends uitgestald en zo efficient mogelijk de minimale hoeveelheid ingepakt. Helaas bleek bij een lekke band in de afdaling van de Galibier dat ik de bandenlichters op de ontbijttafel had laten liggen. Alleen met behulp van een bovenmenselijke woede-uitbarsting kreeg ik met blote handen mijn buitenband van de velg gewipt. Een prestatie waar helaas geen Certificat d'Or voor wordt uitgereikt.
Over de inhoud van de achterzakken moet dus goed worden nagedacht. Een paar weken geleden ging ik in Frankrijk een stukje met mijn wederhelft fietsen. Ik werd geconfronteerd met mijn slechte gewoontes. Het plassen langs de kant van de weg levert tijdens normale ritjes geen bedenkingen op, maar onder toeziend oog van mijn lief voelde ik mij toch enigszins betrapt.
Het werd me duidelijk dat ik (en met mij alle fietsers) in wezen vieze mensen zijn. Tuurlijk, de fiets blinkt, de benen zijn geschoren en de sokken gewassen, maar in de aard blijven fietsers (lees: mannen) onbeschaafde wezens. Wij boeren, scheten en snuiten de hele dag door. De meeste wielrenners vertrouwen het in grote hoeveelheden geproduceerde snot vrijwel altijd toe aan het wegdek. Mouw of handschoen zijn de enige acceptabele alternatieven. Het kan ook anders, heren! Mijn lief vroeg of we even konden stoppen, greep in haar achterzak en haalde een papieren zakdoekje tevoorschijn om haar neus te snuiten. Het zakdoekje werd zorgvuldig opgevouwen en verdween terug in de achterzak. Mijn mond stond open.
Harry Koene
- Harry Koene
- Netherlands
- Fietsfreak, mooi-weer fietser. Liefst bergop, maar op vlakke beter. Zelfbenoemd EPO-kenner
donderdag 19 september 2013
woensdag 18 september 2013
Het nut van de vreselijke beklimming
Alto de El Angliru. Monsterachtige beklimming in Asturië. Gemiddelde stijgingspercentage van de 12 kilometer lange beklimming is 10.2%, van de laatste 6 kilometer 13.1%. De beelden van afgelopen Vuelta waren angstaanjagend, het breken van Nibali diep ontroerend. (zie video, bij ongeveer 5 min)
Ik heb de Angliru nooit beklommen. Op zichzelf hou ik van de bergen, ondanks dat ik zeker geen rasklimmer ben. Gevecht tegen jezelf, de net houdbare pijn in je benen, maar vooral het overwinningsgevoel op de top. Heerlijk. Bij de Angliru ben ik nooit in de buurt geweest, maar ik weet ook niet zeker of ik op de fiets zou stappen mocht ik de beklimming 'toevallig' tegenkomen tijdens een vakantie. De gedachte dat je de laatste 3-4 kilometer kruipend omhoog moet boezemt mij vooral angst in.
Toch hebben dit soort loeders voor wielrenners nut. Het duurde even voor ik tot dat inzicht kwam, maar de Mortirolo maakte mij wijzer. De Mortirolo is de Angliru van de Italiaanse Alpen.
Rustig een stukje fietsen is er niet bij als je een weekje Bormio boekt, ingesloten tussen Stelvio en Gavia. Welke kant je ook op fietst, het oneindig afzien is nabij. Alleen de manier waarop wordt door richting beïnvloed. De Mortirolo ligt in de buurt, het is vrijwel onmogelijk om die beklimming niet te doen. Mijn weigering de col te beklimmen in 2011 vervulde me lang daarna nog met spijt.
De Mortirolo is geen Angliru, hoewel ik niet weet of er op dit niveau van 'vreselijk' nog kalibers bestaan. De klim is ruim 12 kilometer lang met een gemiddelde stijging van 10.5%. Ter vergelijking, de ook pittige Alpe d'Huez is 14 km bij ongeveer 8%. Het zwarte asfalt in Italië ligt er arrogant bij; bij deze snelheden zijn het paarlen voor de zwijnen. Nooit eerder voelde ik een opluchting bij het afvlakken van een klim naar 13%. Mijn 34x25 kraakte (of waren het m'n knieën?), de snelheidsmeter zakte naar slenterniveau. De waarom-vraag dringt zich snel op en wordt halverwege verdrongen door de gedachte "DIT. NOOIT. MEER!!!"
Toch verdient het aanbeveling dergelijke beklimmingen aan te doen. Elke klim die erna komt valt mee. Elke klim. Tuurlijk, ook op Stelvio en Gavia moet hier en daar geharkt worden, maar nooit zo langdurig en ontmoedigend als eerder. Ik hoop op een levenslange halfwaardetijd...
Ik heb de Angliru nooit beklommen. Op zichzelf hou ik van de bergen, ondanks dat ik zeker geen rasklimmer ben. Gevecht tegen jezelf, de net houdbare pijn in je benen, maar vooral het overwinningsgevoel op de top. Heerlijk. Bij de Angliru ben ik nooit in de buurt geweest, maar ik weet ook niet zeker of ik op de fiets zou stappen mocht ik de beklimming 'toevallig' tegenkomen tijdens een vakantie. De gedachte dat je de laatste 3-4 kilometer kruipend omhoog moet boezemt mij vooral angst in.
Toch hebben dit soort loeders voor wielrenners nut. Het duurde even voor ik tot dat inzicht kwam, maar de Mortirolo maakte mij wijzer. De Mortirolo is de Angliru van de Italiaanse Alpen.
Rustig een stukje fietsen is er niet bij als je een weekje Bormio boekt, ingesloten tussen Stelvio en Gavia. Welke kant je ook op fietst, het oneindig afzien is nabij. Alleen de manier waarop wordt door richting beïnvloed. De Mortirolo ligt in de buurt, het is vrijwel onmogelijk om die beklimming niet te doen. Mijn weigering de col te beklimmen in 2011 vervulde me lang daarna nog met spijt.
De Mortirolo is geen Angliru, hoewel ik niet weet of er op dit niveau van 'vreselijk' nog kalibers bestaan. De klim is ruim 12 kilometer lang met een gemiddelde stijging van 10.5%. Ter vergelijking, de ook pittige Alpe d'Huez is 14 km bij ongeveer 8%. Het zwarte asfalt in Italië ligt er arrogant bij; bij deze snelheden zijn het paarlen voor de zwijnen. Nooit eerder voelde ik een opluchting bij het afvlakken van een klim naar 13%. Mijn 34x25 kraakte (of waren het m'n knieën?), de snelheidsmeter zakte naar slenterniveau. De waarom-vraag dringt zich snel op en wordt halverwege verdrongen door de gedachte "DIT. NOOIT. MEER!!!"
Toch verdient het aanbeveling dergelijke beklimmingen aan te doen. Elke klim die erna komt valt mee. Elke klim. Tuurlijk, ook op Stelvio en Gavia moet hier en daar geharkt worden, maar nooit zo langdurig en ontmoedigend als eerder. Ik hoop op een levenslange halfwaardetijd...
maandag 16 september 2013
Beschermheer der 40-plussers
Chris Horner mocht gisteren de laatste rode trui in de Vuelta aantrekken. Na een adembenemend gevecht op de Angliru zaterdag reed Chris, een maand voor zijn 42e verjaardag, als winnaar Madrid binnen. Een kalende oude man wint de Vuelta en een enorme hoeveelheid flauwe grappen passeerde afgelopen dagen al de revue. Zo zou er omgekeerde evenredigheid bestaan tussen de hoeveelheid hoofdhaar en kracht in de benen. Onwaar natuurlijk, Chris was op zijn 25e ook al tamelijk kaal en won toen nauwelijks. Ook niet grappig waren de opmerkingen van oudere verslaggevers over hun eigen kansen. "Jongens, ik ga nu trainen, kan ik op mijn 50e nog de Tour winnen"..
Ik heb intens genoten van de Vuelta en ben ontzettend blij dat Chris Horner gisteren won. Fantastische beklimmingen, ongelooflijk spannend slot. Een strijdlustige Nibali valt op de 21% van de Angliru nog enkele keren aan, waar gewone stervelingen al lang naast hun fiets staan (of liggen). De taaie Horner liet om de spanning nog wat op te voeren steeds gaatjes vallen om zich enkele minuten later glimlachend op het Italiaanse achterwiel te nestelen. Nibali gaf uiteindelijk op, koos voor het wiel van Horner en brak een paar kilometer voor de finish op een werkelijk ontroerende manier. Breken zoals breken bedoeld is.
Dat Horner gedrogeerd won staat voor mij vast. Dat hij een aardige kerel is die van hamburgers en cola houdt doet daar natuurlijk niets aan af. In de eerste 15 jaar van zijn carriere komt hij nog aardig mee (3e op het Amerikaans kampioenschap tot 9e in de Tour van 2010), maar op zijn 41e schiet hij uit zijn slof en harkt hij - brandschoon - zijn allergrootste prestatie binnen. Keep. On. Dreaming!
Wat betreft doping werkt Chris vooral op de lachspieren. Lachwekkend is dat hij vertelde in zijn hele carrière die (aanvang 1996) nog nooit iets gezien of iets gehoord heeft over doping. Om de mop compleet te maken vroeg hij zich na bekendwording van het USADA rapport over Armstrong af of het bewijs voor doping wel overtuigend genoeg was: "Zijn er ooit video-opnamen van gemaakt? Nee? Hoe weet je dan of het klopt?".
Het maakt me niet uit. Het winnen van een grote ronde vereist nu eenmaal farmaceutische voorbereiding. Veel belangrijker is dat Horner ons 40-plussers een steun in de rug heeft gegeven. Geen grappen en grollen over grootse prestaties die nog in het verschiet liggen, maar ondersteuning voor het bloedserieus nemen van de sport op eigen niveau. Eindelijk hebben we weerwoord tegen de beschuldiging dat we ons in een 'midlife crisis' bevinden. Wederhelften zullen nu beter begrijpen waarom we op leven en dood sprinten voor 12e plek. Ze snappen nu eindelijk dat het scheren van de benen geen keuzemogelijkheid is, maar absolute noodzaak om je te handhaven in het peloton. Ze zullen begrijpen en accepteren dat de 3e set wielen echt nodig is om in de bergen mee te kunnen komen. Ik zit tot Sinterklaas op www.carbonfreaks.nl.
Ik heb intens genoten van de Vuelta en ben ontzettend blij dat Chris Horner gisteren won. Fantastische beklimmingen, ongelooflijk spannend slot. Een strijdlustige Nibali valt op de 21% van de Angliru nog enkele keren aan, waar gewone stervelingen al lang naast hun fiets staan (of liggen). De taaie Horner liet om de spanning nog wat op te voeren steeds gaatjes vallen om zich enkele minuten later glimlachend op het Italiaanse achterwiel te nestelen. Nibali gaf uiteindelijk op, koos voor het wiel van Horner en brak een paar kilometer voor de finish op een werkelijk ontroerende manier. Breken zoals breken bedoeld is.
Dat Horner gedrogeerd won staat voor mij vast. Dat hij een aardige kerel is die van hamburgers en cola houdt doet daar natuurlijk niets aan af. In de eerste 15 jaar van zijn carriere komt hij nog aardig mee (3e op het Amerikaans kampioenschap tot 9e in de Tour van 2010), maar op zijn 41e schiet hij uit zijn slof en harkt hij - brandschoon - zijn allergrootste prestatie binnen. Keep. On. Dreaming!
Wat betreft doping werkt Chris vooral op de lachspieren. Lachwekkend is dat hij vertelde in zijn hele carrière die (aanvang 1996) nog nooit iets gezien of iets gehoord heeft over doping. Om de mop compleet te maken vroeg hij zich na bekendwording van het USADA rapport over Armstrong af of het bewijs voor doping wel overtuigend genoeg was: "Zijn er ooit video-opnamen van gemaakt? Nee? Hoe weet je dan of het klopt?".
Het maakt me niet uit. Het winnen van een grote ronde vereist nu eenmaal farmaceutische voorbereiding. Veel belangrijker is dat Horner ons 40-plussers een steun in de rug heeft gegeven. Geen grappen en grollen over grootse prestaties die nog in het verschiet liggen, maar ondersteuning voor het bloedserieus nemen van de sport op eigen niveau. Eindelijk hebben we weerwoord tegen de beschuldiging dat we ons in een 'midlife crisis' bevinden. Wederhelften zullen nu beter begrijpen waarom we op leven en dood sprinten voor 12e plek. Ze snappen nu eindelijk dat het scheren van de benen geen keuzemogelijkheid is, maar absolute noodzaak om je te handhaven in het peloton. Ze zullen begrijpen en accepteren dat de 3e set wielen echt nodig is om in de bergen mee te kunnen komen. Ik zit tot Sinterklaas op www.carbonfreaks.nl.
vrijdag 6 september 2013
De pedaalklik
We staan met z'n allen aan de start. Nummers zijn opgespeld, paar rondjes warm gereden en nu wachten op de - altijd vrijwel identieke - instructies van de wedstrijdleiding. We stellen elkaar nog even gerust met gelogen opmerkingen voor gebrek aan training, recente verkoudheden, enzovoort. "Heren (en dames) renners! Vandaag 1 uur en 4-8 ronden, wel/geen premies. Hou het heel!" Iedereen trekt zich op het zadel en een kakofonie van pedaalklikken vult het startvak. Een fantastisch geluid.
Het verslavingszaadje wordt geplant zodra je twee a drie keer per week op de fiets zit, waarna abstinentie langer dan 4 dagen een onaangenaam gevoel veroorzaakt. Chagrijnig wakker, kortaf, snel geïrriteerd. De klachten verdwijnen pas weer als je het hart tenminste een uur weer boven de 150 slagen per minuut hebt laten galopperen. Midden in de midlifecrisis crisis probeer ik me wel eens een (verre) toekomst zonder fiets voor te stellen. Hoewel onvermijdelijk, lukt het me niet daarvan een scherp beeld te krijgen. Snel maar weer opstappen en de corticale activiteit van de hersenen met een potje stevige verzuring laten onderdrukken door het meer instinctieve limbische systeem.
Vandaag sprak ik een fanatieke ex-wielrenner. Of eigenlijk een ex-fanatieke-wielrenner. Je kent ze wel: altijd van huis, aanwezig bij elk clubwedstrijdje, duurtrainingen van meer dan zes uur in hartje winter. Eind jaren negentig overkwam hem een ramp. Hij werd ziek, raakte van de regen in de drup en moest afscheid nemen van de actieve sportbeoefening. Zijn gloednieuwe full-carbon racemonster, een cadeau van zijn echtgenote, bleef ongebruikt. Hij kwam bij me voor iets anders, maar het gesprek richtte zich al vlot op het wielrennen. Hoewel hij nuchter sprak over zijn verlies, hoorde ik zijn hart huilen. Hij vertelde hoe hij elk jaar zijn fiets uit de koffer haalde om 'm te ontstoffen, te poetsen en goed in het vet te zetten. Adviezen van zijn echtgenote om de fiets toch weg te doen werden begrijpelijkerwijs weggewuifd. Nog steeds is hij regelmatig te vinden op diverse wedstrijden in de omgeving. Hij komt altijd te laat. Niet door gebrek aan planning, maar het geklik bij de start kan hij niet verdragen.
Het verslavingszaadje wordt geplant zodra je twee a drie keer per week op de fiets zit, waarna abstinentie langer dan 4 dagen een onaangenaam gevoel veroorzaakt. Chagrijnig wakker, kortaf, snel geïrriteerd. De klachten verdwijnen pas weer als je het hart tenminste een uur weer boven de 150 slagen per minuut hebt laten galopperen. Midden in de midlifecrisis crisis probeer ik me wel eens een (verre) toekomst zonder fiets voor te stellen. Hoewel onvermijdelijk, lukt het me niet daarvan een scherp beeld te krijgen. Snel maar weer opstappen en de corticale activiteit van de hersenen met een potje stevige verzuring laten onderdrukken door het meer instinctieve limbische systeem.
Vandaag sprak ik een fanatieke ex-wielrenner. Of eigenlijk een ex-fanatieke-wielrenner. Je kent ze wel: altijd van huis, aanwezig bij elk clubwedstrijdje, duurtrainingen van meer dan zes uur in hartje winter. Eind jaren negentig overkwam hem een ramp. Hij werd ziek, raakte van de regen in de drup en moest afscheid nemen van de actieve sportbeoefening. Zijn gloednieuwe full-carbon racemonster, een cadeau van zijn echtgenote, bleef ongebruikt. Hij kwam bij me voor iets anders, maar het gesprek richtte zich al vlot op het wielrennen. Hoewel hij nuchter sprak over zijn verlies, hoorde ik zijn hart huilen. Hij vertelde hoe hij elk jaar zijn fiets uit de koffer haalde om 'm te ontstoffen, te poetsen en goed in het vet te zetten. Adviezen van zijn echtgenote om de fiets toch weg te doen werden begrijpelijkerwijs weggewuifd. Nog steeds is hij regelmatig te vinden op diverse wedstrijden in de omgeving. Hij komt altijd te laat. Niet door gebrek aan planning, maar het geklik bij de start kan hij niet verdragen.
maandag 2 september 2013
La Charly Gaul
Op 1 sep voor het eerst de cyclosportive La Charly Gaul gereden. Koers van 160 km in de Luxemburgse Ardennen. Ruim 350 km van Loenen, dus lang in auto voor 5 uur racen. Het was lang geleden dat ik een cyclo had gereden. De laatste moet de Criquilion zijn geweest, het jaartal ben ik vergeten. Al enkele jaren vertelt Albert me dat de Charly Gaul op mijn lijf geschreven is: de beklimmingen zijn niet al te steil en niet al te lang. In tegenstelling tot andere cyclo's, zoals de Criq of de Marmotte, zou het hier niet alleen een gevecht tegen jezelf zijn, maar ook tegen de andere deelnemers. Echt koers, dus.
Ik was de stress voorafgaand aan een cyclo vergeten. Het begint weken van tevoren . Hoeveel eten ga ik meenemen? Zal ik wel goed slapen? Zal ik niet te veel/weinig eten de avond ervoor? Zal ik snel mijn bidons kunnen bijvullen? Enzovoort, enzovoort. Een zeer onaangenaam gevoel. Om de verwachtingen wat te temperen veranderde ik mijn ambitie om bij de eerste 100 te eindigen al snel in "we zien wel".
Om kwart over acht stonden we aan de start. Koud, maar wel vooraan. Dat zou bij deze koers belangrijk zijn, omdat de eerste beklimming begint bij kilometer 1 waar vaak meteen een/de schifting plaatsvindt. Het begin was zeer zenuwachtig en hoewel ik tijdens de beklimming 'op mijn gemakje' zat, zakte ik een beetje door het peloton. De brede weg (maximum snelheid 110 km/hr) werd geheel ingenomen door renners die allemaal voorin wilden rijden. Tegenliggers hoefden niet op enige coulantie te rekenen. Het tempo lag kennelijk niet hoog genoeg waardoor het peloton niet echt brak: de achterdeur ging niet helemaal open. Voor elke bocht klonk geschreeuw en steeg de geur van verbrand rubber op. Pas op de wat langere Vianden-beklimming bij kilometer 45 brak het en kwam ik aan in wat later de 3e of 4e groep bleek. Het reed goed door; een voor een raapten we een aantal renners uit eerdere groepen op.
Helaas zat ik sinds de start al met een enorme aandrang tot urineren. Kon aan niets anders meer denken. Ik zou het zeker niet nog 4 uur volhouden zonder te stoppen. Was jaloers op de renner voor mij die tijdens een stukje afdaling al fietsend zijn behoefte deed. Dat MOET ik ook leren! Ik speelde in gedachten met het alternatief om het maar gewoon te laten lopen, maar hield me in. Bij kilometer 70 hield ik het niet meer en stapte ik af. Het plassen ging uiteraard veel en veel te langzaam, ook hier gaan de jaren kennelijk tellen. Gelukkig bleek het in de groep wat stil te vallen en ik was met een minuut of vijf weer terug en kon me opgelucht in 'mijn' groep nestelen. Ik was nog steeds fris, in de groep van 20 man klom ik steeds met de eersten.
Bij kilometer 100 deed zich het volgende dilemma voor: stoppen voor water of doorrijden? Ik reed bijna de ravitailleringspost omver en vulde zo snel als ik kon 2 bidons. Het gemopper om me heen probeerde ik te negeren. Het is koers, mensen! Ik heb haast.
Verkeerd gekozen: het volgende stuk was min of meer vlak met wind tegen. Ik zag de groep zo nu en dan rijden en telde het verschil. Steeds ongeveer 1 minuut. Ik zat alleen en kwam niet dichterbij. Pas bij de 3e beklimming (km 119) na de onderbreking kon ik aansluiten, maar moest daarvoor wel mijn benen laten ontploffen. 'Het nekkie was eraf' zou Boogerd zou zeggen.
In grote groep geëindigd als 118e, op 4 seconden van nummer 99 (45e van de 40-plussers), 34.7 km/hr gemiddeld.
Ik was de stress voorafgaand aan een cyclo vergeten. Het begint weken van tevoren . Hoeveel eten ga ik meenemen? Zal ik wel goed slapen? Zal ik niet te veel/weinig eten de avond ervoor? Zal ik snel mijn bidons kunnen bijvullen? Enzovoort, enzovoort. Een zeer onaangenaam gevoel. Om de verwachtingen wat te temperen veranderde ik mijn ambitie om bij de eerste 100 te eindigen al snel in "we zien wel".
Om kwart over acht stonden we aan de start. Koud, maar wel vooraan. Dat zou bij deze koers belangrijk zijn, omdat de eerste beklimming begint bij kilometer 1 waar vaak meteen een/de schifting plaatsvindt. Het begin was zeer zenuwachtig en hoewel ik tijdens de beklimming 'op mijn gemakje' zat, zakte ik een beetje door het peloton. De brede weg (maximum snelheid 110 km/hr) werd geheel ingenomen door renners die allemaal voorin wilden rijden. Tegenliggers hoefden niet op enige coulantie te rekenen. Het tempo lag kennelijk niet hoog genoeg waardoor het peloton niet echt brak: de achterdeur ging niet helemaal open. Voor elke bocht klonk geschreeuw en steeg de geur van verbrand rubber op. Pas op de wat langere Vianden-beklimming bij kilometer 45 brak het en kwam ik aan in wat later de 3e of 4e groep bleek. Het reed goed door; een voor een raapten we een aantal renners uit eerdere groepen op.
Helaas zat ik sinds de start al met een enorme aandrang tot urineren. Kon aan niets anders meer denken. Ik zou het zeker niet nog 4 uur volhouden zonder te stoppen. Was jaloers op de renner voor mij die tijdens een stukje afdaling al fietsend zijn behoefte deed. Dat MOET ik ook leren! Ik speelde in gedachten met het alternatief om het maar gewoon te laten lopen, maar hield me in. Bij kilometer 70 hield ik het niet meer en stapte ik af. Het plassen ging uiteraard veel en veel te langzaam, ook hier gaan de jaren kennelijk tellen. Gelukkig bleek het in de groep wat stil te vallen en ik was met een minuut of vijf weer terug en kon me opgelucht in 'mijn' groep nestelen. Ik was nog steeds fris, in de groep van 20 man klom ik steeds met de eersten.
Bij kilometer 100 deed zich het volgende dilemma voor: stoppen voor water of doorrijden? Ik reed bijna de ravitailleringspost omver en vulde zo snel als ik kon 2 bidons. Het gemopper om me heen probeerde ik te negeren. Het is koers, mensen! Ik heb haast.
Verkeerd gekozen: het volgende stuk was min of meer vlak met wind tegen. Ik zag de groep zo nu en dan rijden en telde het verschil. Steeds ongeveer 1 minuut. Ik zat alleen en kwam niet dichterbij. Pas bij de 3e beklimming (km 119) na de onderbreking kon ik aansluiten, maar moest daarvoor wel mijn benen laten ontploffen. 'Het nekkie was eraf' zou Boogerd zou zeggen.
In grote groep geëindigd als 118e, op 4 seconden van nummer 99 (45e van de 40-plussers), 34.7 km/hr gemiddeld.
Abonneren op:
Posts (Atom)