(foto: Rob Bohte)
De kidsrace werd gevolgd door het clubkampioenschap, waar een klein peloton van een man/vrouw of 25 aan de start stond. Net zoals voorgaande jaren was het een vrij harde koers. Uit Groningen was een aantal tempobeulen naar Spaarnwoude afgedaald, waardoor de vrees bestond dat de overige deelnemers vrij snel de pijp aan Maarten zouden moeten geven. Er was een spervuur aan ontsnappingen, maar het bleef bij elkaar.
Na ongeveer 20 minuten viel het peloton even stil, waardoor ik mij genoodzaakt zag zelf een demarrage te plaatsen. Een volstrekt kansloze exercitie uiteraard. Ikzelf was de eerste om dat te erkennen, zeker toen ik al na een meter of 100 mijn hartslag naar 170 zag klimmen en benen vol voelde lopen. Nog voordat ik de witte vlag had gehesen, werd het erger: ik kreeg gezelschap. Een van de Groninger kleppers had zich losgewurmd uit het al terugkomende peloton en reed in een streep het gat naar mij dicht. Hij mompelde iets van "rijden!" en ging op kop rijden.
Er was geen haar op mijn hoofd die dat ook maar even overwoog. Deze jongeman wilde helemaal niet dat we samen naar de meet zouden rijden. Hij wilde niet dat we elkaar het komende uur door dik en dun zouden steunen en de winst na een venijnige sprint in de laatste 200 meter zouden verdelen. Hij wilde me vermoorden. Hij zou me van het peloton isoleren en het komende uur mijn keel langzaam dichtknijpen. De marteling zou hij ondersteunen door niet-gemeende complimenten als "gaat goed" en "we hebben een gaatje". Ik zag het aan de tekening op zijn bovenbenen. Zeer tevreden met mijn snelle inschatting trok ik me snel terug in de beschermende omarming van het peloton, mijn bedreiger reed de verte in.
De laatste rondes breken aan. Mijn zoon staat langs de kant en schreeuwt: "Hup, papa". Hij weet niet dat mijn kans op de overwinning (of een ereplaats) non-existent is. Twijfel maakt zich zoals bij elke wedstrijd van me meester: moet ik laten lopen, (kansloos) demarreren of juist wachten op een sprintje en er een top-10 klassering uit proberen te slepen? Ik kom er niet uit.
Anderhalve ronde voor het eind weet ik het. Ik ga mijn zoon een les in frustratietolerantie geven. Na de 11-0 hockeynederlaag van twee weken geleden vertelde ik hem dat je alleen maar kan genieten van winnen als je ook weet wat verliezen is. Ik ga hem laten zien dat je glimlachend een nederlaag kan accepteren. Een grote rust komt over me. Ik stamp voor de vorm wat in de groep mee, maar de laatste-ronde-stress ebt in een enorm tempo weg. Ik sprint nog mee, maar eindig niet in de top-10. Gelukt. Mijn poging-tot-moordenaar (Josbert de Vries) is ondertussen clubkampioen geworden.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderen