Oostenrijkers zijn gek. Sinds vandaag weet ik dat zeker. Ik beklom vanuit Haiming de Haimingerberg, met als doel Kuhtai te bereiken. Dat leek me wel aardig, omdat we daar twee jaar geleden een keer de wintersportvakantie hadden gevierd.
Sinds mijn aanvaring met de Oostenrijkse muren enkele dagen geleden had ik me goed op de rit voorbereid. Ik had met behulp van een soort routeplanner bekeken hoe steil de wegen naar de top van de berg waren. Getallen van 15, 20 en 30 kwamen langs. Hoewel ik achterdochtig was geworden, trok ik toch snel de conclusie dat dit echt niet kon kloppen. Huppakee, niet piepen, we zien wel wat het wordt. Toen ik vorig jaar de top van de Mortirolo bereikte was ik ervan overtuigd dat ik overal wel boven zou komen. Het ergste van het ergste moest de Mortirolo zijn (de Zoncolan heb ik nooit beklommen, die moet nog erger zijn).
Dus.
Met goede moed begon ik. Het deja-vu volgde binnen twee meter. De weg begon met 14%. Ik heb wel vaker beklimmingen gedaan waarbij het eerste stuk het steilste is, dus ik bleef optimistisch. Ik rolde de ketting snel op de 25 (34 voor!) en hoopte op betere tijden. Die braken niet aan. Het bleef 14, 15 en 16. Stukjes van 11% voelden als een weldaad voor mijn kreunende rug en bovenbenen. Hoe is het mogelijk? Oostenrijkers kijken niet naar de 'loop' van de berg als ze een weg aanleggen. Ze mikken gewoon op een stijgingspercentage van 14. Als de berg om een minder steile route vraagt, blazen ze de boel gewoon op om de 14 te bereiken. Duits-aandoende precisie. Die idiote wegen zijn er natuurlijk ook de oorzaak van dat er vrijwel geen behoorlijk presterende Oostenrijkse wielerprofs zijn. Veel te demotiverende omgeving. Bernard Kohl werd natuurlijk wel ooit derde in de Tour, maar dat kwam niet door training op het ridicule asfalt, maar door het gebruik van Humanplasma-snoep van het Weense 'laagland'.
Kuhtai heb ik nooit bereikt. Op mijn tandvlees bereikte ik de top van de Haimingerberg om direct om te keren (dreigende wolken, maar vooral een gesmolten moraal waren de beweegredenen). Kuhtai kon alleen bereikt worden door een steile afdaling, gevolgd door een nog steilere (korte) beklimming. Zak er maar in, dacht ik.
De afdaling van de Haimingerberg is overigens geen echte beloning. Ik twijfelde serieus of mijn remmen en velgen wel tegen deze krachten en hitte bestand waren. De natte weg voegde aan mijn toenemende angst nog een indrukwekkende dimensie toe.
Morgen op zoek naar redelijke beklimmingen, maar ik verlang nu al naar de Hollandse polderwegen. Volgende keer in Oostenrijk neem ik de ATB mee. De producten van Oostenrijkse wegenbouwers dienen vermeden te worden.
Harry Koene
- Harry Koene
- Netherlands
- Fietsfreak, mooi-weer fietser. Liefst bergop, maar op vlakke beter. Zelfbenoemd EPO-kenner
donderdag 7 augustus 2014
dinsdag 5 augustus 2014
Efficiëntie
De afgelopen dagen genieten wij de laatste dagen van onze vakantie in Miemingen, een dorpje in Tirol. Strak aangeharkte tuinen, kortgemaaid gras en een uitstekende organisatie van bijna alles. Alles onder het toeziend oog van crucifixen die op vrijwel elke hoek van de straat hangen.
Het is niet eens onaangenaam, de natuur is overweldigend mooi en wandelpaden zijn goed en overzichtelijk uitgezet. Dat laatste is fijn als je probeert je kinderen mee te krijgen voor een tocht van een paar uur. Niet de ellende van een verwachte vrolijke wandeling van twee uur die uitloopt op een drama van een hele dag. Oostenrijkers zijn eigenlijk een soort Duitsers, maar dan met bergen.
Uiteraard was de fiets mee en gisteren fietste ik een stukje dat we de dag ervoor met de auto hadden gedaan, op weg naar een wandelroute. Brede weg, mooi asfalt, niet al te druk. Een en ander natuurlijk om de winterse toeristen tegemoet te komen. In de auto was niet goed opgevallen wat op de fiets direct duidelijk werd. De klim (van Telfs naar Seefeld, voor de geinteresseerden) was onnoemelijk steil. Wat een loeder! Van de bergwegen in Frankrijk en Italië was ik gewend dat die af en toe dik boven de 10% kunnen zijn, maar vaak worden de benen na een paar kilometer getroost door een stukje van 5-6% (de Mortirolo is op deze regel een onaangename uitzondering). Zo niet in Oostenrijk. Nog voordat ik het dorp verliet ging de weg onbarmhartig omhoog. Ik begon optimistisch, de overtuiging dat dit op deze manier toch niet zo door kon gaan hield me overeind. Helaas. Het hellingspercentage dat mijn computertje aangaf varieerde tussen 9 en 12. Het was ook nog eens loeiheet, waardoor ik voor het eerst sinds lange tijd serieus aan afstappen dacht. De enige twee voordelen waren dat de marteling niet al te lang duurde en dat ik er achter kwam dat 8% voor mij de grens van prettig klimmen markeert.
Waarom doen Oostenrijkers dat anders dan Fransen en Italianen? Ik reed erg langzaam, dus had lang de tijd om over die vraag na te denken. Vlak onder de top zag ik het licht, hoewel ik niet in staat was de bijbehorende berekeningen te maken. Efficiëntie moet de beweegreden zijn. In Frankrijk en zeker in Italië speelt efficiëntie geen enkele rol. Wel in Oostenrijk. Die rekenen het gewoon uit: hoeveel weg heb je nodig om de top te bereiken zonder de automobilist (met Duitse auto, eventueel met caravan) overdreven te ergeren? Ze moeten hebben gedacht dat 10% niet alleen een mooi rond getal, maar ook een acceptabel hellingspercentage is. Bij 1000 meter hoogteverschil scheelt 5% en 10% al snel 10 km straat. De fietser moet maar op zijn tanden bijten. Bij terugkomst in Nederland maak ik een afspraak met de tandarts.
Het is niet eens onaangenaam, de natuur is overweldigend mooi en wandelpaden zijn goed en overzichtelijk uitgezet. Dat laatste is fijn als je probeert je kinderen mee te krijgen voor een tocht van een paar uur. Niet de ellende van een verwachte vrolijke wandeling van twee uur die uitloopt op een drama van een hele dag. Oostenrijkers zijn eigenlijk een soort Duitsers, maar dan met bergen.
Uiteraard was de fiets mee en gisteren fietste ik een stukje dat we de dag ervoor met de auto hadden gedaan, op weg naar een wandelroute. Brede weg, mooi asfalt, niet al te druk. Een en ander natuurlijk om de winterse toeristen tegemoet te komen. In de auto was niet goed opgevallen wat op de fiets direct duidelijk werd. De klim (van Telfs naar Seefeld, voor de geinteresseerden) was onnoemelijk steil. Wat een loeder! Van de bergwegen in Frankrijk en Italië was ik gewend dat die af en toe dik boven de 10% kunnen zijn, maar vaak worden de benen na een paar kilometer getroost door een stukje van 5-6% (de Mortirolo is op deze regel een onaangename uitzondering). Zo niet in Oostenrijk. Nog voordat ik het dorp verliet ging de weg onbarmhartig omhoog. Ik begon optimistisch, de overtuiging dat dit op deze manier toch niet zo door kon gaan hield me overeind. Helaas. Het hellingspercentage dat mijn computertje aangaf varieerde tussen 9 en 12. Het was ook nog eens loeiheet, waardoor ik voor het eerst sinds lange tijd serieus aan afstappen dacht. De enige twee voordelen waren dat de marteling niet al te lang duurde en dat ik er achter kwam dat 8% voor mij de grens van prettig klimmen markeert.
Waarom doen Oostenrijkers dat anders dan Fransen en Italianen? Ik reed erg langzaam, dus had lang de tijd om over die vraag na te denken. Vlak onder de top zag ik het licht, hoewel ik niet in staat was de bijbehorende berekeningen te maken. Efficiëntie moet de beweegreden zijn. In Frankrijk en zeker in Italië speelt efficiëntie geen enkele rol. Wel in Oostenrijk. Die rekenen het gewoon uit: hoeveel weg heb je nodig om de top te bereiken zonder de automobilist (met Duitse auto, eventueel met caravan) overdreven te ergeren? Ze moeten hebben gedacht dat 10% niet alleen een mooi rond getal, maar ook een acceptabel hellingspercentage is. Bij 1000 meter hoogteverschil scheelt 5% en 10% al snel 10 km straat. De fietser moet maar op zijn tanden bijten. Bij terugkomst in Nederland maak ik een afspraak met de tandarts.
Abonneren op:
Posts (Atom)