Zomer 2002. Tussen Malaucene en Bedoin worden 2 auto's geparkeerd en worden voorbereidingen getroffen voor een kennismaking met de Mont Ventoux. Voor drie van de vier heren zal het de eerste keer zijn. De sfeer is uiteraard gespannen, want de verhalen over de Ventoux kent iedereen: loodzwaar, een onbarmhartig hete beklimming door 'het bos', gevolgd door een winderige laatste zes kilometer na Chalet Reynard. We rijden rustig naar Bedoin en beginnen aan de beklimming. Prachtige dag, heroïsche klim. In onze naïviteit vergeten we de tijd op nul te zetten bij de fontein in Bedoin. Iedereen realiseert zich op de top deze beginnersfout. Het gevolg is dat we in de toekomst nog een keer terug zullen moeten om een tijd neer te zetten.
Zomer 2010. Tijdens een vakantie in de Drome fiets ik naar Bedoin om nogmaals de Ventoux te beklimmen. Het zal de laatste keer worden. In 2008 heb ik dan eindelijk een tijd neergezet (1 uur 31 minuten). De reden voor de beklimming? De fiets is meegegaan met vakantie en de Ventoux ligt te dicht in de buurt om te negeren. Het doel is om mijn tijd te verbeteren. Met enige tegenzin begin ik aan de klim. Auto's lijken verboden op dit stuk, de weg is van de fietsers. Ik stel me voor dat het overgrote deel van de fietsers die ik tegenkom de beklimming voor het eerst uitvoert en ik ben jaloers. Waar ik steeds op mijn teller moet kijken en ingewikkelde berekeningen moet uitvoeren om te zien of ik de 1.31 nog ga verbeteren, lijken mijn weggenoten maar een doel te hebben: boven komen. Wat een heerlijkheid om er zeker van te zijn dat deze vreselijke inspanning in ieder geval beloond gaat worden. Is het niet pathetisch wat ik aan het doen ben? Op mijn 42e. "Doe normaal!" zou mijn zus zeggen.
Dan dringt het tot me door. Ik word oud. Tien jaar geleden zou ik dergelijke gedachten nooit hebben gehad. Het moest toen altijd sneller, "waarom?" was een onbehoorlijke vraag.
Dezelfde vakantie kreeg ik problemen met een voortand die twintig jaar geleden het enige slachtoffer was geworden van een aanrijding met een rode Lada. Nu was de tand eindelijk afgebroken. Een gat in je gebit ziet er wat vreemd uit, maar vanochtend zag ik het buisje Kukident staan waarmee ik het plaatje op mijn gehemelte moet vastzetten. Daarnaast zijn broertje Steradent. Kukident en Steradent, waar we vroeger zo om moesten lachen. De aftakeling is nu echt begonnen.
Harry Koene
- Harry Koene
- Netherlands
- Fietsfreak, mooi-weer fietser. Liefst bergop, maar op vlakke beter. Zelfbenoemd EPO-kenner
dinsdag 31 augustus 2010
maandag 23 augustus 2010
Italiaanse uitstraling
Als het uit Italië komt, is het mooi. Stijliconen-uit-de-polder Wesley en Yolanthe, maar ook hardcore types als Victoria en David Beckham kopen hun kleren in Milaan. Ook voor mooie auto's moet je in Italië zijn. Neem bijvoorbeeld de Alfa Romeo: prachtige auto's, hoewel je wel goed gereedschap en een garage moet hebben, of anders een goed leasecontract.
Ook voor fietsframes zat je lange tijd in Italië goed. Prachtige slanke buizen, strakke kleuren en logo's waar de traditie vanaf druipt. Oude profwielrenners glunderden als hun ploeg een Italiaanse framebouwer als sponsor binnenhaalde. Dat dit niet om het sponsorgeld ging hoef ik hopelijk niet uit te leggen. Uiteraard wordt er ook harder gereden als je op een glimmend frame zit van je favoriete merk. Uitstraling was het codewoord. Hetzelfde ging op in het liefhebberspeloton: bezitters van Pinarello's en Colnago's werden aanbeden om hun smaak. Sommige Nederlandse fabrikanten gaven hun huismerk een Italiaans tintje om mee te liften op deze golven, hoewel er rond merken als Gossini en Massini altijd een spruitjesgeur is blijven gehangen.
Tegenwoordig hebben Italiaanse merken het moeilijk. In het aluminiumtijdperk ging het nog wel, maar nu alles van carbon is voeren ze een verloren strijd. Voor de bouw van een goed frame was niet meer een vakman met een timmermansoog nodig, een mooie - meestal Aziatische - mal voor een monocoque frame is genoeg. Ook de Italiaanse onderdelen hebben al lange tijd serieuze concurrentie uit Japan en Amerika. De fietsen zijn niet alleen mooier, ze zijn vooral veel beter, stijver en betrouwbaarder. Toen de Rabo-ploeg overgestapt was op Giant-frames, hoorde je vrijwel direct renners klagen over de belabberde kwaliteit van de vroegere Colnago-machines. Vooral de tijdritfietsen moesten het ontgelden. Ook Trek deed goede zaken, niet in de laatste plaats doordat Armstrong met zeven Tour-overwinningen een nog onontgonnen markt in Amerika opende.
De pogingen om mee te gaan met de huidige mode zijn pathetisch. In de meeste testen krijgen Italiaanse fietsen bij het item 'uitstraling' nog wel een dikke voldoende, maar dat is gebaseerd op nostalgie. Ooit was ik in het bezit van een prachtig slanke en blauwe Pinarello Asolo. De liefde is voorbij. Wie een blik werpt op de Pinarello Dogma van 2010 en die vergelijkt met een stalen Pinarello van 15 jaar geleden, ziet precies wat ik bedoel. Treurig.
Ook voor fietsframes zat je lange tijd in Italië goed. Prachtige slanke buizen, strakke kleuren en logo's waar de traditie vanaf druipt. Oude profwielrenners glunderden als hun ploeg een Italiaanse framebouwer als sponsor binnenhaalde. Dat dit niet om het sponsorgeld ging hoef ik hopelijk niet uit te leggen. Uiteraard wordt er ook harder gereden als je op een glimmend frame zit van je favoriete merk. Uitstraling was het codewoord. Hetzelfde ging op in het liefhebberspeloton: bezitters van Pinarello's en Colnago's werden aanbeden om hun smaak. Sommige Nederlandse fabrikanten gaven hun huismerk een Italiaans tintje om mee te liften op deze golven, hoewel er rond merken als Gossini en Massini altijd een spruitjesgeur is blijven gehangen.
Tegenwoordig hebben Italiaanse merken het moeilijk. In het aluminiumtijdperk ging het nog wel, maar nu alles van carbon is voeren ze een verloren strijd. Voor de bouw van een goed frame was niet meer een vakman met een timmermansoog nodig, een mooie - meestal Aziatische - mal voor een monocoque frame is genoeg. Ook de Italiaanse onderdelen hebben al lange tijd serieuze concurrentie uit Japan en Amerika. De fietsen zijn niet alleen mooier, ze zijn vooral veel beter, stijver en betrouwbaarder. Toen de Rabo-ploeg overgestapt was op Giant-frames, hoorde je vrijwel direct renners klagen over de belabberde kwaliteit van de vroegere Colnago-machines. Vooral de tijdritfietsen moesten het ontgelden. Ook Trek deed goede zaken, niet in de laatste plaats doordat Armstrong met zeven Tour-overwinningen een nog onontgonnen markt in Amerika opende.
De pogingen om mee te gaan met de huidige mode zijn pathetisch. In de meeste testen krijgen Italiaanse fietsen bij het item 'uitstraling' nog wel een dikke voldoende, maar dat is gebaseerd op nostalgie. Ooit was ik in het bezit van een prachtig slanke en blauwe Pinarello Asolo. De liefde is voorbij. Wie een blik werpt op de Pinarello Dogma van 2010 en die vergelijkt met een stalen Pinarello van 15 jaar geleden, ziet precies wat ik bedoel. Treurig.
Abonneren op:
Posts (Atom)